Van A tot Z werkwoorden

Van A tot Z kernwoorden

Aanleren • Aanvoelen • Aarzelen • Aan-en uitkleden • Aanraken • AdemhalenArticulerenAutomatiserenBalanceren • Begrijpen • Beheersen • Bedplassen • Beleven • Bewegen • Blind TypenConcentreren • Controleren • CommunicerenCoördineren • Delen • Denken • Draaien • Dichtdoen • Doseren • Duimzuigen • Doseren • Evenwicht bewarenFalen • Fietsen • Fijnmotorische bewegenFlexibiliteitFocussen • Frustreren • Functioneren • Gehoorzamen • Grijpen • Groeien • Grofmotorische bewegenHakkenHechten • Herkennen • Herinneren • Hinkelen • Horen • Huilen • HyperventilerenInhiberen • Inleven • Inkleuren • Interpreteren • Inschatten • Kauwen • Kiezen • Kijken • Klimmen • Knippen • Knuffelen • Knutselen • KloklezenKruipenLateraliserenLezen • Leren • Lispelen • Lopen • Luisteren • Maken • Mobiliseren • Meebewegen • Nabouwen • Oefenen • Omrollen • Onderscheiden • Ontdekken • Onthouden • Ontlasten • Ontspannen • Ontwikkelen • Openen • Optellen • Oprichten • Oriënteren • Panikeren • Pengreep hanteren • Plakken • Plannen • Plassen • Piekeren • Positioneren • Prikkelen • Puzzelen • Presteren • Raden • Reageren • Redeneren • Reiken • Rekenen • Reguleren • RijmenRijpen • Rusten • Samenwerken • Samenspelen • SchrijvenSlapenSlikken • Slissen • Sluiten • SpellenSpiegelenSpreken • Springen • Staan • Stappen • Stotteren • StresserenStructurerenTapen • Tekenen • Tellen • Tenen lopen • Tenenloop of tenengang • Toepassen • Turnen • Uitspreken • Uitvoeren • Vangen • Vallen • Variëren • Verwerken • Veters strikken • Veranderen • Verbinden • Vergeten • Vertrouwen • Verwerken • Verwerken • Voelen • Volhouden • Voortschuiven • Waarnemen • Wegdromen • Welbevinden • Wiegen • Wisselen • Zich gedragen • Zien • ZittenZindelijk worden

Ademhalen

  • de belangrijkste functie van het leven. Het is een afwisselende beweging van in-en uitademen.

Articuleren

  • betreft de bewegingen van de kaak, de tong, het velum en de lippen die klanken vormen.

Kinderen leren deze verschillende klanken stap voor stap. Moeilijke klanken zoals [s] en [r] zullen zich pas later ontwikkelen, terwijl bijvoorbeeld de klinkers net heel vroeg verworven worden. 

Wanneer bepaalde klanken niet verworven worden en kinderen vereenvoudigingsprocessen gaan gebruiken, kunnen we spreken van een articulatieprobleem

Automatiseren

  • het aanleren van een taak  zodat je deze taak direct en zonder erover na te denken kan doen of zeggen

Welke signalen kan je o.a. herkennen bij je kind?

moeilijker komen tot fietsen
moeite met lezen en/of spelling
moeite het leren van de maal-en deeltafels
blijven nadenken hoe ze iets moeten doen.
ondanks veel oefenen verwerven ze heel moeilijk de leerstof of een vaardigheid

Balanceren

  • bewaren
  • meest geavanceerde level van bewegen, nl. je moet een stabiele en rechte houding aanhouden wanneer we staan, lopen of zelfs zitten.

    Bedplassen

    • natte broeken 's nachts of enuresis nocturna
    • ongewild en onbewust urineverlies tijdens de slaap, op een leeftijd dat een kind al ‘droog’ zou moeten zijn.

    We spreken van bedplassen vanaf de leeftijd van 6-7 jaar

    Wat zijn mogelijke oorzaken van bedplassen?

    een diepe slaper 
    een nachtelijke zenuwachtige of overactieve blaas
    meer urineproductie s nachts dan je blaasinhoud aankan

    Blind typen

    • een fijnmotorische praxistaak waarbij de 10 vingers na elkaar fijnmotorische handelingen moeten kunnen uitvoeren en waarbij ze een vloeiend en gecoördineerd geheel dienen te vormen.
    • motorisch leren. Je moet het typen onbewust en automatisch kunnen uitvoeren, zodat je je hersenen bewust kan gebruiken om te letten op je spellingregel of op het verhaal dat je wil bedenken.

    Er worden verschillende leerkanalen ( auditief, visueel, motorisch tactiel, geheugen en redeneren) gelijktijdig aangesproken om het typen zo goed mogelijk te integreren. Er wordt gewerkt met kleurtjes, figuurtjes, verhaaltjes, spelletjes, invuloefeningen en denkoefeningen. 
     
    Ze worden individueel gegeven zodat het kind het kan leren op eigen tempo. 
     
    Het wordt vnl. aangeleerd bij kinderen die schrijfmoeilijkheden hebben of dyspraxie/dyslexie/ ADHD, ASS, dyslateralisatie,….

    Concentreren

    • of aandachtig zijn of focussen of alert zijn
    • het cognitieve proces dat gericht is op het waarnemen en verwerken van informatie en indrukken uit de omgeving
    • een belangrijke functie bij het uitvoeren van handelingen.

    Communiceren

    • meer dan alleen praten. Het omvat veel uitingsvormen waaronder taal, lezen, schrijven, gebaren, ondersteunde communicatiesystemen.
    • is een combinatie van spreken en luisteren. Die twee functies horen bij elkaar. Als je een gesprek voert met iemand, reageert de ander op wat je zegt en hoe jij dat (gesproken geluid) waarneemt.

    Coördineren

    • motorische vaardigheden waarbij verschillende bewegingen tegelijk moeten gebeuren of waarbij verschillende lichaamsdelen moeten samenwerken

    Evenwicht bewaren

    • Balanceren
    •   
      meest geavanceerde level van bewegen, nl. je moet een stabiele en rechte houding aanhouden wanneer we staan, lopen of zelfs zitten.

    Falen

    • Je kind kan het doel dat gesteld wordt, niet bereiken/behalen

    Als gevolg kan er faalangst ontstaan

    • Je kind kan het doel dat gesteld wordt, niet bereiken/behalen

    Welke signalen kan je bij je kind herkennen?

    angst om te bewegen 
    angst om in een groep te spreken of iemand minder gekend aan te spreken
    angstgevoelens die te maken hebben met leren uit vrees dat het toch niet gaat lukken

    Fijnmotorische bewegen

    • Fijne motoriek of fijnmotorische vaardigheden
    • zijn motorische vaardigheden waarbij je met je handen en vingers fijne bewegingen gaat maken. Fijne motoriek ontwikkelt zich in samenwerking met de ogen ( oog-handcoördinatie). Ze vragen meer precieze, nauwkeurige activiteiten.

    Vb. iets grijpen, kralen rijgen, veters strikken, inkleuren, knutselen,…

    Flexibiliteit

    • vlot kunnen afwijken van bepaalde gedragingen, patronen, rituelen of structuren
    • vlot kunnen aanpassen aan veranderde situaties, …

    Focussen

    Concentreren of aandachtig zijn of alert zijn

    •  het cognitieve proces dat gericht is op het waarnemen en verwerken van informatie en indrukken uit de omgeving
    • een belangrijke functie bij het uitvoeren van handelingen.

    Grofmotorische bewegen

    • Grove motoriek of grofmotorische vaardigheden
    • zijn motorisch bewegingen waarbij het hele lichaam of de grote delen van het lichaam gebruikt wordt. Meestal verplaatst het lichaam zich in de ruimte en zijn zowel de bovenste als onderste ledematen hierbij betrokken.

    De grove motoriek ontwikkelt zich vóór de fijne motoriek.

    Hakken

    • Hakken van woorden
    • onderscheiden van de klanken in een woord. Je benoemt de klanken
       zoals je ze in een woord uitspreekt.

    vb. kat hak je in k-a-t

    Hechten

    • is de manier waarop je kind een emotionele band opbouwt met ouders als met andere belangrijke volwassenen in de omgeving (bijvoorbeeld grootouder, leerkracht,…).
    • bepalend voor een goede ontwikkeling van een kind.

    Hyperventileren

    • letterlijk 'teveel ademen'

    Wie hyperventileert, ademt dus meer van nodig. Hyperventilatie is een symptoon of een signaal dat er iets mis is. Je ademhalingspatroon is ontregeld door vb. stress, gebrek aan beweging, pijn, verkeerd ademritme tijdens sporten. 

    Inhiberen

    • remmen
    • inbouwen van een korte pauze alvorens je handelt of reageert om na te kunnen denken over de mogelijke gevolgen van een reactie of een handeling

     Door te remmen maak je minder fouten.

    • een uitvoerende functie

    Kloklezen

    • De kinderen beginnen met het lezen van de klok in het eerste leerjaar.

    Het lezen van een analoge klok vraagt een ruimtelijke vaardigheid zoals het zien van cijfers, het verschil zien tussen voor/achter, boven/onder, links/rechts en het herkennen van een positie in de ruimte.  Door te remmen maak je minder fouten.

    Kruipen

    • voortbewegen op handen en knieën
    • belangrijke fase in de motorische ontwikkeling van je kind. Je kind gaat bewegen in een gekruist patroon waarbij linker-en rechterhersenhelft moeten samenwerken. 

    Sommige kinderen gaan direct rechtstaan of kruipen, andere kinderen verplaatsen zich door voort te schuiven op de poep ( billenschuiver) of asymmetrisch te kruipen. Bij kinderen die deze fase niet zo goed doorlopen bestaat er een verhoogde kans op leermoeilijkheden, concentratiemoeilijkheden, motorische moeilijkheden

    Lateraliseren

    • samenwerking tussen de linker- en rechterhersenhelft waarbij elke hersenhelft zijn specifieke deeltaak heeft.

    Hoe sterker de verbindingen zijn tussen linker-en rechterhersenhelft zijn, hoe beter het motorisch bewegen, spraak-taalvaardigheden, emotionieel functioneren en leren gaan.

    Lezen

    • begrijpen van geschreven woorden en zinnensamenwerking tussen de linker- en rechterhersenhelft waarbij elke hersenhelft zijn specifieke deeltaak heeft.

    Bij het lezen verwerken we via de ogen en hersenen geschreven of gedrukte woorden. Op school wordt veel informatie aangeboden via de geschreven taal.

    Lispelen of slissen

      • de [s] of andere klanken worden verkeerd uitgesproken omwille van te slappe tongspieren, te weinig beheersing van de tongmotoriek of het verkeerd aanleren van de [s]. De [s] klinkt als het ware onzuiver. 

      Mobiliseren

      • het beweeglijk maken/losmaken van je spieren en gewrichten

      Omrollen

      • draaien rond de lichaam as
      • een heel belangrijke motorische mijlpaal in de ontwikkeling van je kind.
      • het begin van zich voort te kunnen bewegen
      • belangrijk voor het latere kruipen, stappen en evenwicht

      De meeste kinderen leren eerst van buik naar rug te rollen en daarna van rug naar buik.

       Onthouden of Geheugen

        • de capaciteit die je hebt om dingen te kunnen onthouden. Het kunnen maken en terughalen van informatie is belangrijk in het dagelijks functioneren. Zo kunnen we met ons geheugen informatie onthouden en leren en problemen oplossen.

        Het geheugen bestaat uit drie onderdelen of processen:

        opslaan van informatie
        vasthouden of bewaren van informatie
        terughalen van informatie

        Oriënteren

        Ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk inzicht

        • waarnemen van de ruimte vanuit eigen standpunt m.a.w. het kind bekijkt alles wat zich in de ruimte bevindt vanuit zichzelf. Ruimtelijke begrippen zoals voor, achter, naast, op, onder, naar, door, dichtbij, veraf, schuin, links en rechts zijn van belang om te weten waar je kind zich bevindt in de ruimte.

        Ruimtelijke relaties

        • waarnemen van de ruimte, los van het eigen standpunt. Je kind kan relaties leggen tussen andere elementen in de ruimte

        Een goede ruimtelijke oriëntatie is o.a. van belang voor een goede leerbasis en handigheid (motoriek). 

        Pengreep hanteren

        • Een ideale pengreep is van cruciaal belang voor een goede schrijfontwikkeling van elk kind. Een correcte pengreep ondersteunt bij het ontwikkelen van een goed en leesbaar handschrift.

        Plassen

        Veel kinderen hebben problemen met plassen of moeite met hun zindelijkheidstraining.

        • natte broeken overdag of enuresus diurna of incontinentie
        • urineverlies overdag, gaande van enkele druppels tot een volledige plas

        We spreken van natte broeken overdag vanaf de leeftijd van 4 jaar.

        Rekenen

        • aantal bewerkingen aangeduid die op getallen worden uitgevoerd zoals o.a. optellen - aftrekken - vermenigvuldigen - delen- …

        In rekenen onderscheiden we

        Wiskundig inzicht en handelen.
        Getallen en bewerkingen.
        Meten en meetkunde.

        Voor rekenen heb je een goede samenwerking nodig tussen twee hersenhelften om tot een rekenoplossing te kunnen komen.

        Rijmen

        • als twee woorden in de beklemtoonde lettergrepen een klankgelijkheid hebben.

        Kleuters leren spelen met klanken en ervaren dat woorden op elkaar kunnen lijken. 
         
        Rijmen is een heel belangrijke stap voor de leesontwikkeling. 

        Rijpen

        • je kind beschikt over voldoende basisvaardigheden om te kunnen lezen, rekenen en schrijven.

        Schrijven

        • een complexe motorische vaardigheid. Het omvat o.a. het hanteren van een goede pengreep, een goede pendruk , zithouding en samenwerking van de handen.

        Het komen tot een goed leesbaar en vlot handschrift is van groot belang voor goed te functioneren op school.

        Slapen

        • van belang om lichaam en geest te laten herstellen van de dag. 's Nachts verwerkt het brein alle indrukken die je kind gedurende de dag heeft opgedaan en slaat het alle informatie op die je kind geleerd hebben gedurende de dag. Een goede nachtrust is van groot belang voor de ontwikkeling van je kind. 

        Gedurende de eerste twee tot drie jaar beginnen slaappatronen zich normaal te ontwikkelen. Op de leeftijd van drie tot 4 jaar komen vaak nachtmerries voor. Deze kinderen kunnen moeilijker onderscheid maken tussen fantasie en realiteit (door enge verhalen, door iets wat ze gezien hebben op televisie,…). 

        Slikken of lispelen

          • de [s] of andere klanken worden verkeerd uitgesproken omwille van te slappe tongspieren, te weinig beheersing van de tongmotoriek of het verkeerd aanleren van de [s]. De [s] klinkt als het ware onzuiver.

          Spellen

          • het een voor een benoemen van de letters van een woord. Je weet dan precies welke letters je moet schrijven en in welke volgorde!

          Spiegelen of omkeringen

            • er is verwarring over de juiste oriëntering van een letter/cijfer of volgorde van de letters in een woord of cijfers in een getal

            Spreken of praten

              • mondeling met elkaar communiceren

              Stappen

              • Belangrijke stap in de ontwikkeling van je kind

              De meeste kinderen stappen rond de leeftijd van 15 maanden. 
               
              In het begin stapt je kind wijdbeens, met de armen geplooid en handen in vuist. Hoe meer spierkracht en hoe beter het evenwicht, hoe dichter de voeten bij elkaar kunnen plaatst worden.

              Stresseren

              • een algemene reactie van het lichaam op een intense, fysieke, emotionele of mentale belasting van interne of externe oorsprong.

              Niet alle stress is negatief. Er bestaat ook zoiets als positieve stress. Maar wat is precies het verschil?

              Positieve stress geeft ons een aangenaam, goed gevoel en is de motor die ons tot topprestaties drijft. 
               
              Negatieve stress zorgt ervoor dat onze hersenen niet meer integraal kunnen functioneren. Dit ontstaat als je kind te lang onder veel stress staat. Heel veel kinderen geven signalen als het hen te veel wordt  zoals buik- en/of hoofdpijn, geprikkeld zijn, vaak halen, moeilijk slapen, moeilijk eten, moeite om zich te concentreren, droevig zijn,….

              Structureren

              • vermogen van het kind om uit zichzelf structuur te brengen in zijn denken, werken,….
              • een belangrijk proces in het denkproces van je kind

              Kinderen met een werkhoudingsprobleem hebben onvoldoende het vermogen om zichzelf te structureren en moeten van buitenaf gestuurd worden om tot een verinnerlijking van structuur te kunnen komen.

              Tapen

              • er wordt gebruik gemaakt van een elastische tape
              • een aanvulling op een behandeling

              het vermindert de pijn
              het vermindert vochtophoping

              Taping bij kinderen

               - corrigeert of ondersteunt een goede houding
               - ontspant de spieren
               - vermindert pijn
               - vermindert vochtophoping

              Tenenloop of tenengang

              • een looppatroon waarbij je kind niet de hele voet gebruikt tijdens het stappen maar enkel de tenen gebruikt om op te lopen

              Voor de leeftijd van 2 jaar is het nog normaal dat kinderen op hun tenen lopen.

              Je kind heeft minder balans daar maar een klein deel van de voet de vloer raakt. Je kind kan makkelijker vallen.

              Uitspreken of articuleren

                • betreft de bewegingen van de kaak, de tong, het velum en de lippen die klanken vormen.

                Kinderen leren deze verschillende klanken stap voor stap. Moeilijke klanken zoals [s] en [r] zullen zich pas later ontwikkelen, terwijl bijvoorbeeld de klinkers net heel vroeg verworven worden.
                 
                Wanneer bepaalde klanken niet verworven worden en kinderen vereenvoudigingsprocessen gaan gebruiken, kunnen we spreken van een articulatieprobleem.

                Waarnemen 

                • Er zijn kinderen die niet goed waar kunnen nemen, hetzij visueel- tactiel- auditief.  Je kunt je voorstellen dat kinderen die weinig eigen ervaring opdoen door zelf te spelen en dingen te ontdekken , dat die weinig aanknopingspunten hebben om de wereld te leren begrijpen.

                 Wisselen of cognitieve flexibiliteit

                  • vermogen om je gedrag of gedachten aan te passen of te veranderen aan nieuwe, veranderende of onverwachte gebeurtenissen

                  Het speelt een grote rol bij het oplossen van problemen. Als je tijdens het uitvoeren van een taak merkt dat je strategie niet juist is, ga je je strategie moeten aanpassen om het probleem op te lossen. 

                  Kinderen die cognitief minder flexibel zijn, maken meer fouten alsook worden emotioneel of boos als er te veel verandert in hun omgeving of als de omgeving hen vraagt om te veranderen.

                  Zitten

                  • is ook één van de belangrijke ontwikkelingsmijlpalen
                  • je kind komt naar een hogere positie als zijn rug-en nekspieren voldoende sterk zijn en het evenwichtsmechanisme gaat zich meer ontwikkelen

                  Zindelijk worden

                  • vermogen om urine te lozen en/of stoelgang te maken op

                  zelf gekozen tijdstip
                  sociaal aanvaardbare plaats
                  en tussendoor urine en stoelgang te kunnen ophouden

                  • traag rijpingsproces om bewuste controle te verwerven over blaas of darmen
                  • complexe integratie van neurologische en musculaire processen en gedrag

                  Elk kind wordt zindelijk op zijn eigen tempo en bij sommige kinderen lopen de opeenvolgende stappen anders.

                  Heb je een vraag? ​​​​​​​
                  ​​​​​​​Aarzel niet om ons contacteren.

                  Contacteer Ons

                  Ontvang als eerste ons laatste nieuws per mail